Huis, stal en koetshuis van de familie Lorentz

Theodorus Appolonius Ninus Lorentz was in 1820 in Bleskensgraaf geboren en al jong naar Nederlands-Indië vertrokken. Hij vestigde zich uiteindelijk als tabaksplanter en trouwde de veel jongere Maria Soet. Maria was zelf geboren in Padang en was mogelijk voor haar huwelijk nog nooit in Nederland geweest. Het echtpaar kreeg in Nederlands-Indië zes kinderen: vijf meisjes en één jongen.

In maart 1869 kocht Lorentz het pand dat tegenwoordig bekend is als Leeuweringerstraat 11, waar voorheen de apotheek en nu de wereldwinkel is gevestigd. Het gezin woonde toen nog in Adjoen op Java. In datzelfde jaar regelde hij ook de aankoop van de drie buurpanden, waaronder het nog bijna middeleeuwse huis Leeuweringerstraat 17. Leeuweringerstraat 11 bleef vrijwel onveranderd, maar de andere drie panden werden gesloopt en één voor één vervangen door een groot complex van woonhuis, stal en koetshuis. 

Leeuweringerstraat 11 moet het territorium van de bedienden zijn geweest: tot ver in de twintigste eeuw was hier in het souterrain de keuken van het woonhuis op Leeuweringerstraat 13.

Op de foto uit 1869 is in het midden het nieuwe woonhuis te zien op nr.13, rechts daarvan is een grote stal en koetshuis gebouwd Leeuweringerstraat 15 en 17.

Op 16 maart 1871 werd het gezin ingeschreven in Oudewater. Van tabaksplanter was Lorentz handelaar in Indische tabakken geworden. De drie oudste meisjes vertrokken nog diezelfde maand naar een kostschool in Rijswijk. Op 18 september 1871 werd in Oudewater Hendrikus Albertus Lorentz geboren.

 Op 4 april 1873 vertrok de familie Lorentz naar Brussel. Een jaar later werden Leeuweringerstraat 11 en 13 verkocht aan de apotheker Fokke Jonker Idenburg. Leeuweringerstraat 15 en 17 werden verkocht aan Gijsbert van der Lee en Evert Cornelis Langerak, die het complex lieten verbouwen tot twee woonhuizen. In 1880 verkochten zij beide panden aan Pieter Buys, de directeur van het postkantoor, die de panden liet verbouwen tot postkantoor.

Hendrikus Albertus Lorentz promoveerde in Utrecht in 1900 als doctor in de rechtswetenschappen. Via zijn contacten binnen de Universiteit van Utrecht raakte Lorentz betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van wetenschappelijke expedities in onbekende gebieden van Nieuw-Guinea. De eerste expeditie waar hij aan deel nam, in 1903, stond onder leiding van prof.dr. C.E.A. Wichmann. Lorentz ging mee als assistent zoölogie. Hij publiceerde over deze reis ‘Eenige maanden onder de Papoea’s’, dat in 1905 verscheen.

In 1907 had hij de leiding over een expeditie die tot doel had om door te dringen in het centrale bergland aan de zuidkust van Nieuw-Guinea. De bergen werden bereikt via de Noordrivier, die later de ‘Lorentzrivier’ genoemd zou worden. Na de overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea aan Indonesië werd de naam veranderd in Undir. De expeditie werd voortijdig afgebroken door tropische ziekten. In 1909 werd een nieuwe poging ondernomen om in het bergland door te dringen, opnieuw onder leiding van Lorentz. Ditmaal bereikte hij de ‘Wilhelminatop’.

Lorentz publiceerde, naast diverse artikelen en wetenschappelijk publicaties, de boeken ‘Eenige maanden onder de Papoea’s’, over zijn eerste reis (1905), en ‘Zwarte menschen, witte bergen’ (1913). Het Lorentz Nationaal Park draagt nog steeds zijn naam, in het Indonesisch: Taman Nasional Lorentz.

In 1913 aanvaardde Lorentz de functie van aspirant vice-consul bij de diplomatieke dienst. Hij werkte op het consulaat in Kopenhagen en later in Kaapstad. Van 1921 tot zijn pensioen in 1937 verbleef hij in Pretoria. Hij sloot hier zijn carrière af als buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister.

Lorentz overleed in 1944 in Klerksdorp, Zuid-Afrika. Zijn archief, met voornamelijk stukken over de expedities in Nieuw-Guinea, wordt bewaard in het Nationaal Archief. Foto’s van de expedities van 1903 en 1909 met diverse verslagen en artikelen bevinden zich in het archief van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, dat wordt bewaard in Het Utrechts Archief.

© Nettie Stoppelenburg