De ijzeren eeuw

tentoonstelling 2017-2018

Oudewater is vanouds bekend om haar touwindustrie, maar in de negentiende eeuw waren er niet zoveel touwslagerijen meer. Alleen de touwslagerij van de familie Van der Lee wist de stap te maken van zuiver handwerk naar machinale productie, met de bouw van een touwbaan met stoommachine in de polder Klein Hekendorp. Er was behoefte aan meer werkgelegenheid en er kwamen ook nieuwe bedrijven.

De belangrijkste nieuwkomer was de Machinefabriek van de firma De Jongh en Cie, opgericht in 1872. In deze tijd verkocht het gemeentebestuur grond van de vestingwerken aan bedrijven om zo de werkgelegenheid te stimuleren. De fabriek ging in 1873 van start. Opdrachtgevers in de eerste jaren waren de Staatsspoorwegen, de gasfabrieken van Oudewater, Gouda en Geldrop en blekerij A. Jaspers en zoon te Gouda. De fabriek leverde stoomgemalen voor de polders rond Oudewater, maar ook onderdelen voor windkorenmolens. Een lokale klant was de stoombootmaatschappij Estafette van J.A. Montijn in Oudewater. De eerste grote buitenlandse opdracht was voor de havenwerken in Batavia in het toenmalige Nederlands-Indië. Uiteindelijk zou de machinefabriek zich specialiseren in baggermachines.

Naast de machinefabriek verrees op de oude vestingwerken de olieslagerij van de gebroeders Verloop. Net als de machinefabriek lag de olieslagerij aan de Hollandsche IJssel, zodat de grondstoffen via het water konden worden aangevoerd. In de olieslagerij werd olie uit lijnzaad geperst. Van het uitgeperste lijnzaad werden veekoeken gemaakt en zo kreeg de fabriek haar lokale naam ‘de koekenfabriek’. In 1956 werd het bedrijf verkocht aan Brinkers’ margarinefabrieken in Zoetermeer, voorheen een belangrijke afnemer van de lijnzaadolie.

Met de komst van Josephus Putman in 1771 begon de tabaksindustrie in Oudewater. In de negentiende eeuw begonnen de gebroeders Montijn een fabriek in snuif en sigaren in de Korte Havenstraat op de hoek van de Visbrug. Aan het begin van de twintigste eeuw startten de sigarenfabriek van Cor de Lange en de sigarenfabriek ‘Cuba’ van Johannes de Gooijer.

Een nieuwe ontwikkeling in de negentiende eeuw was de Gasfabriek. Het had wat voeten in de aarde, maar in 1869 werd het voormalige Weeshuis verbouwd tot gemeentelijke gasfabriek. De kolen werden aangevoerd via de Hollandsche IJssel en de Machinefabriek zou daar later een transportsysteem voor bouwen zodat er niet meer met kolen gesjouwd hoefde te worden. Maar ondanks de cholera-epidemieën duurde het tot 1911 voordat begonnen werd met de bouw van een watertoren en de aanleg van waterleiding.

Oudewater had vanouds een scheepswerf op IJsselveere bij de Goudse Boom, maar die was in de negentiende gestopt. Korte tijd later, in 1849, begon Hendrik Stofberg een scheepswerf op het terrein van de voormalige brouwerij ‘Het Wapen van Haarlem’, bij de Utrechtse Boom. De scheepswerf werkte regelmatig samen met de Machinefabriek en na het opheffen van de scheepswerf kwamen diverse personeelsleden daar in dienst.

Niet alles was nieuw in de negentiende eeuw. Er was in Oudewater een korenmolen, die in 1589 als standerdmolen was gebouwd en rond 1650 al door een stenen molen was vervangen. Net over de grens met Willeskop stond sinds de achttiende eeuw de houtzaagmolen van de familie De Jongh. De wagenmakerij In de Noorderkerkstraat op de hoek van het Rodezand dateerde in oorsprong al uit de zeventiende eeuw. In 1902 werd Van der Bree eigenaar en onder zijn leiding ging het bedrijf over op carosseriebouw. Er waren diverse timmerbedrijven, die soms ook als aannemer actief waren. De zeventiende-eeuwse blekerij op IJsselvere ontwikkelde zich tot stoomwasserij en omdat de Machinefabriek teveel stoom produceerde, werd ook daar een stoomwasserij gebouwd.