Heksenjacht

Als wij spreken over heksen die op bezemstelen door de lucht vliegen, ziektes veroorzaken bij mens en dier en de vervolging van al die vermeende heksen, dan is dat naar ons gevoel iets dat zich in de Middeleeuwen afspeelde. Inder­daad is bekend dat er al in de veertiende eeuw in Frankrijk diverse heksenpro­ces­sen zijn gevoerd waarbij enkele honderden doden vielen. Maar het was juist in de verlichte Re­nais­sance, na de opkomst van de universiteiten dat de grote heksenprocessen plaats vonden.

In Duitsland ging het soms om massaproces­sen. In de Nederlanden was dat veel kleinschaliger en de meeste beschuldigin­gen van hekserij vinden plaats op het platteland. In kleine boerengemeen­schap­pen hadden man en vrouw hun eigen taak. De man werkte op het land. De vrouw verwerkte de zuivel en bracht het overschot naar de markt, waar ze concur­reerde met andere hande­laarsters. Vrouwen kwamen bij elkaar om te spinnen of om te assisteren voor een bevalling. Er werd gepraat, vooral over de vrouwen die er niet waren. Veel beschul­digingen van hekserij komen van vrouwen en het merendeel van de slachtoffers is vrouw.

Waarvan werden ze beschuldigd?

Op het platteland ging het meestal over ziektes onder het vee of misoogst. De ‘heks’ had een koe betoverd of had een hagelbui opgeroepen die het graan had ver­woest. Ook ziektes onder mensen zouden veroorzaakt zijn door heksen. Over­speli­ge mannen voerden als excuus aan dat ze betoverd waren en impotentie was al heel duidelijk het gevolg van hekserij.

Als een ‘heks’, vaak na jaren van geroddel, eindelijk werd opgepakt en verhoord, volgden vaak bekentenissen. De beklaagde werd bedreigd met de tortuur(marteling) en wist dat het toch een verloren zaak was. De bekentenissen die zijn overleverd, laten zien dat de ‘heks’ alles bekende wat hem of haar in de mond werd gelegd: het verbond met de duivel, de nachtelijke bijeenkomsten, de betoveringen – die evenvaak misgaan -, de mede­plichtigen. Soms lijkt het alsof de beklaagde dromen vertelt.

De processen

Aan het eind van de vijftiende eeuw begonnen de grote heksenprocessen in Duitsland. In 1489 kwam de ‘Malleus Maleficarum’, de ‘Heksen­hamer’, uit, geschre­ven door de Dominicaner monniken Instito­rius en Sprenger. Volgens dit tweetal zijn alle vrouwen ver­dacht. Zij beschrijven in detail de martelmethodes die het meest geschikt zijn voor heksen. Als een heks onschuldig wordt bevonden, kan het niet anders dan dat de gerechtsdienaren en de rechters zelf ook heksen zijn.

Ook de hervorming brengt hierin weinig verandering: Luther en Calvijn geloven zelf ook aan het bestaan van heksen. De zeventiende-eeuwse theoloog Voetius, hoogleraar aan de universiteit van Utrecht, geloofde in heksen. Koning James I van Engeland geloofde in heksen. Het aantal slachtoffers liep in deze tijd in de duizen­den. 

De tegenstanders

Er waren ook tegenstanders van het geloof in heksen. De zestiende-eeuwse arts Johannes Wier publiceerde in 1562 ‘Van de begoocheling der demonen’, waarin hij stelt dat niet de beschuldigden het slachtoffer van de duivel zijn maar hun vervol­gers. Maar Wier werd van alle kanten aangevallen op zijn boek.

In 1631 publiceerde de Jezuïet Friedrich Spee de ‘Cautio Criminalis’. Spee heeft veel veroordeelde heksen de biecht afgenomen en is tot de conclusie gekomen dat de veroordelingen onterecht waren. Zijn werk werd in 1657 door de Neder­landse predikant Nicolaas Borremans vertaald. Borremans vermelde in de inleiding bij deze vertaling de bijzondere rol van de waag in Oudewater.

Balthasar Bekker publiceert in 1691 ‘De betoverde wereld’, dat uiteindelijk zal leiden tot het einde van de heksenprocessen in Duitsland.

Heksenprocessen in Nederland

Hoogland

In 1595 werd voor het Hof van Utrecht een katholiek boerenge­zin uit Hoogland bij Amersfoort van hekserij beschuldigd. Het ging om Folkert Dirkszoon, zijn dochter Hendrikje van zeven­tien jaar oud en vier zonen van acht tot veertien jaar.

Fol­kert zou een paard van een inwoner van Nijkerk ziek hebben gemaakt en daarna weer hebben genezen. Folkert werd op de pijnbank gelegd en onderging de waterproef. Dit hield in dat hij vastgebonden in het water werd gegooid. Zonk hij, dan was hij geen heks maar wel dood. Wist hij zich drijvende te hou­den, dan was hij een heks.

Folkert bekende uiteindelijk dat hij een verbond met de duivel had gesloten en dat hij in de gedaante van een wolf koeien had gebeten. Hij stierf op de brandstapel. Zijn dochter Hendrikje bekende nog meer. De duivel had beloofd haar rijk te maken. Ze had in de gedaante van een zwarte kat gedanst op de bleek bij Amersfoort, samen met andere heksen. Ze noemde ook namen. Samen met één van de vrouwen die ze had aangegeven stierf Hendrikje op de brandsta­pel op het Vredenburg in Utrecht. Haar broertjes kwamen er met een geseling vanaf.

Schoonhoven

In 1597 werd in Schoonhoven Marrigje Ariens als heks verbrand, op de brug voor het stadhuis. Ze was de laatste in de Noordelijke Nederlanden die ter dood gebracht werd. Maar ze was niet de laatste die van hekserij werd beschuldigd.

Abbekerk

In 1659 werd een vrouw in Abbekerk beschuldigd van hekserij. Zij zou een verbond met de duivel hebben gesloten en daardoor drie miskramen hebben gehad. In plaats van de doodstraf, die wel werd geëist, werd zij veroordeeld om met drie stropoppen in de arm op de schandpaal te staan. Omstanders bekogel­den haar met mest en stenen. Want het was niet in de eerste plaats de rechterlij­ke macht die de heks veroordeelde, maar het waren de eigen dorpsgenoten. Soms namen zij het recht in eigen hand. Zo schoot de Fransman Jean Langel in 1755 in Amster­dam een predikant neer omdat hij meende dat deze een tovenaar was.

De Heksenwaag in Oudewater

De geschiedenis van de Heksenwaag begint in de eerste helft van de zestiende eeuw, wanneer keizer Karel V door de Lopi­kerwaard reist. In Polsbroek is een vrouw beschuldigd van hekserij. Eén van de methoden om te ontdekken of iemand een heks is, is de weegproef. Als iemand op een bezemsteel door de lucht kan vliegen, kan hij of zij immers niet veel wegen.

De vrouw in Polsbroek wordt gewogen als keizer Karel het dorp passeert. De keizer constateert dat de weeg­schaal met een spijker wordt tegengehouden, zodat het lijkt alsof de vrouw gewichtloos is. Hij neemt haar mee naar de volgende plaats waar een waag is: Oudewater. De burgers van Oudewater zijn geslepen handelslieden, die weten dat eerlijkheid het langst duurt. Hier wordt niet gemalverseerd met de weeg­schaal. De vrouw uit Polsbroek is geen heks. De keizer beloont de eer­lijkheid met een privilege. Hij weet maar al te goed dat hij een Nederlandse stad geen groter plezier kan doen! In dit geval krijgt Oudewater het privilege om mannen en vrouwen die van hekserij beschuldigd worden, te wegen in de Stadswaag en onschuldigen te voorzien van een certificaat dat hen vrijwaart van vervolging. 

In de tijd van Karel V was op deze plaats niet alleen de stadswaag, maar ook het stadhuis gevestigd. Op de kaart van Jacob van Deventer staat bij deze plaats: civitas domus. Het monumentale stadhuis dat tegenwoordig nog bestaat is rond 1570 voor het eerst gebouwd en na de verwoesting van de Spanjaarden in 1588 herbouwd.

Legende of waarheid?

De geschiedenis met Karel V wordt vaak afgedaan als een legende, een verzin­sel. Maar het feit dat op de plaats van de huidige waag ook het stadhuis geves­tigd was, maakt het verhaal minder onzeker. Een ander merkwaardig feit is, dat uit archiefonderzoek is gebleken dat in het huis naast de waag, nu een slijterij en een café, in de zeventiende eeuw de herberg ‘de Keizer’ was geves­tigd. 

Bij de restauratie van het waaggebouw in de twintigste eeuw is op de voorgevel van de waag het wapen van Karel V aangebracht.

Er is geen administratie bewaard van de ‘heksen’ die hier werden gewogen. De waag werd door het stadsbestuur verpacht aan een waagmeester. Het was de taak van de waagmeester om hennep, kaas en vee te wegen – en personen die van hekserij beschuldigd werden. Hij diende eerlijk te zijn, maar hij hoefde geen verantwoording af te leggen aan het stadsbestuur.

Hij betaalde de pacht en zijn personeel van het waaggeld dat de boeren, de touwslagers en de kooplieden betaalden voordat ze iets mochten verkopen. Oudewater beroemde zich op de topkwaliteit van haar producten en op haar eerlijkheid. In een zeventiende-eeuwse verklaring verwijzen Oudewaterse touwslagers naar hun klanten, de Verenigde Oostindische Compagnie en de Admiraliteit, voor referenties.

De weegprocedure in Oudewater

Borremans heeft een nauwkeurige beschrijving van de procedure voor het wegen van mogelijke heksen gegeven. Hij baseerde zich hiervoor niet alleen op wat hij had gezien en gehoord in de tijd dat hij in Oudewater woonde, maar ook op informatie van burgemeester Willem Tromper. Bij de weging was niet alleen de waagmeester aanwezig, maar ook twee schepenen. Bovendien was de weging openbaar: publiek had vrije toegang.

Allereerst werd gecontro­leerd of de te wegen personen geen gewichten op het lichaam hadden verborgen. Bij mannen contro­leerde de barbier, bij vrouwen de stadsvroedvrouw. Gehuld in een linnen kleed werd de persoon dan naar de weegschaal gebracht. Als het gewicht in overeen­stemming was met de lichaamsomvang, kreeg hij of zij een certificaat waarin verklaard werd dat de gewogen persoon geen heks kon zijn. Net als voor het wegen van hennep, kaas of vee diende ook voor het wegen van een mogelij­ke heks te worden betaald. De secretaris kreeg het meest, omdat hij het certifi­caat moest uitschrijven. De schepenen kregen betaald voor hun aanwezigheid, de vroedvrouw en de barbier voor hun hulp en de waagmeester voor het wegen.

Tromper schreef in 1656 dat veel mensen uit Keulen, Munster, Paderborn en andere delen van Duitsland naar Oudewater kwamen voor een certificaat. Borre­mans noemde enkele namen: Maria Konings uit het bisdom Munster, gewogen in 1644; en Leentje Willems uit de Lange Linschoten bij Oudewater, gewogen in 1647. Gaspar van Kinschot, die in 1747 zijn ‘Beschrijving van de stad Oudewater’ publiceerde en een opsomming gaf van gewogen personen, noemde er nog eens tien.

Het bijgeloof bleef

Leentje Willems is een typisch voorbeeld van een boerenvrouw die slachtoffer werd van de roddel van de buren. Zij hoefde niet bang te zijn dat ze zou worden veroordeeld: in Oudewater is nooit een heks verbrand. Toch verzocht ze zelf om te worden gewogen om de roddels te stoppen en mogelijk om mishandeling te voorkomen. 

Toch hielp het niet altijd. Aeltien Brouwers uit Eibergen in Gelderland liet zich in 1694 wegen. Eerder had zij zich onderworpen aan de waterproef, maar zij was blijven drijven. Toen zij met het certificaat terugkwam, mocht zij niet meer deelne­men aan het avondmaal omdat zij had meegewerkt aan twee proeven. Aeltien vertrok uiteindelijk uit haar woonplaats, waarschijnlijk vanwege vervolging door haar plaatsgenoten.

Het originele privilege voor het wegen is verloren gegaan, net als de boekhou­ding van de waag­meester. Toch is er in Oudewater nog veel bewaard. De laatste gewogen personen die Van Kinschot noemde, waren Klaas Ariensz. van den Dool en Neeltje Ariens­dochter Kersbergen uit de Alblasserwaard. Zij werden in 1729 gewogen. In dat jaar werd de waag gepacht door Gerrit Breda, de bewoner van het huis met de koppen dat nu deel uitmaakt van het kantoor van de Rabobank in Oudewater, tegenover de waag. Dat huis ziet er nog net zo uit als toen het echtpaar Van den Dool zich in Oudewater liet wegen.

geschreven door Nettie Stoppelenburg

literatuur:
Van Kinschot, Beschrijving van Oudewater. 1747.
De Boer en Schouten, Oud-Oudewater
Gijswijt-Hofstra en Frijhoff, Nederland betoverd.
R. Briggs, Heksenwaan. De sociale en culturele geschiedenis van hekserij in Europa. 1996.
A. Pietersma (red), Een paradijs vol weelde.

Archieven:
Streekarchief Krimpenerwaard, Archief van het dorpsgerecht Bergambacht en ’s Heeraartsberg.
Gemeentearchief Oudewater, Oud-archief van de gemeente Oudewater.
Het Utrechts Archief, Archief van het Stadsgerecht van Oudewater.